Informatie

De opzet van het Model Integrale Samenwerking (MIS-K), is dat school, het wijkteam en het samenwerkingsverband met ouders en jeugdige (kind, jongere of leerling) samenwerken rond ondersteuningsvragen. Alle betrokkenen werken hierbij proactief en laagdrempelig; we bespreken situaties, vragen en ontwikkelingen in een vroeg stadium met elkaar door. Kinderen (en hun ouders) met complexe zorgvragen hebben vaak zowel onderwijs als zorg nodig. Budgetten en beleid moeten daarom poreuze randen hebben om effectief ingezet te kunnen worden voor de ondersteuning van de jeugdige en het gezin. Met behulp van het Model Integrale Samenwerking kun je vaststellen of er sprake is van een grijs gebied en daarmee onduidelijkheid. De afstemming met elkaar wordt dan in gang gezet zodat poreuze randen gaan ontstaan. Ga hierbij uit van samenwerking, wederzijds vertrouwen en van het gezamenlijk belang.

Uitgangspunten bij de werkwijze in de Kop

  1. Het belang van het kind is leidend.
  2. Elk kind heeft recht op onderwijs, op welke wijze dan ook.
  3. Onderwijs en gemeenten hanteren het principe ‘Eigen Kracht’: de focus ligt op mogelijkheden, niet op beperkingen.
  4. Preventief waar mogelijk, curatief waar nodig. Dit vraagt om maatwerk.
  5. Onderwijs en gemeenten werken samen vanuit hun eigen rol, vertrouwen en verantwoordelijkheid.
  6. Eén kind, één gezin, één plan, één regie.
  7. In de werkwijze gaan we niet uit van wat het probleem van het kind is maar wat het kind en/of docent nodig heeft.Dit sluit aan bij begrippen als ‘handelingsgericht werken’ (onderwijs) en ‘positieve gezondheid’ (gemeente).
  8. School is vind- en werkplaats.
  9. Overeenstemming op inhoud is voorwaarde voor verdere samenwerking en gaat vooraf aan financiële samenwerking.

Kader algemeen

  • We bespreken en indiceren de benodigde hulp integraal samen met ouders/jongere. Vanaf 12 jaar spreekt de jongere mee en vanaf 16 beslist de jongere zelf.
  • Ouders moeten de aanvraag voor Jeugdhulp in een OZA-traject indienen. Voogden hebben dezelfde rechten als ouders, dat geldt niet voor gezinsvoogden. Hier moeten ouders de aanvraag indienen

Kader specifiek

Financieel

  • Het ontbreken van financiële middelen bij gemeente of schoolbestuur is geen reden om een kind een OZA-traject te onthouden.
  • Indien er sprake is van passende voorliggende wetgeving (zorgverzekeringswet, WLZ, WMO), dient de ondersteuning hieruit bekostigd te worden en valt deze niet onder de jeugdwet of de wet passend onderwijs
  • Een school is nooit verantwoordelijk voor de bekostiging van een zorglocatie zoals een dagbehandelingslocatie of zorgboerderij wanneer een leerling vrijgesteld is van onderwijs. De school is wel verantwoordelijk voor het onderwijs (soms via het swv) op die zorglocatie als de leerling ingeschreven staat op een school. 

Inhoudelijk

  • De school is nooit verantwoordelijk voor behandeling van een leerling voor gedragsstoornissen etc.
  • School is verantwoordelijk voor begeleiding bij leerproblemen.
  • De grens voor wat een school kan aanbieden aan ondersteuning bij leerproblemen is beschreven in het schoolondersteuningsprofiel wat iedere school heeft.
  • Onder basisondersteuning in het onderwijs wordt de ondersteuning bedoeld die elke school zou moeten kunnen bieden. Het samenwerkingsverband heeft hierover afspraken gemaakt met de scholen in de Kop, evenals over de wijze waarop de extra ondersteuning vorm krijgt.

Procedureel

  • Het besluit tot inzetten van jeugdhulp binnen een OZA-traject wordt binnen maximaal 8 weken na de aanvraag door ouders/voogden genomen (Awb-termijn). Schoolvakantieweken tellen hierin gewoon mee.
  • Bij een OZA-traject moet de school een OPP (ontwikkelingsperspectiefplan) hebben opgesteld met akkoord van de ouders. Dat geldt ook bij kleuters. Ouders moeten dit OPP overleggen (of toestemming geven dat de school het geeft) bij de vraag om jeugdhulp.
  • Geen OPP betekent geen jeugdhulp op school!
  • De grens voor wat een school kan aanbieden aan ondersteuning bij leerproblemen is beschreven in het schoolondersteuningsprofiel wat iedere school heeft. Op het moment dat de ondersteuningsbehoefte van de leerling de basisondersteuning overschrijdt moet de school een OPP opstellen, ongeacht de leeftijd van de leerling en of dit primair of voortgezet onderwijs betreft.
  • De school van inschrijving is het aanspreekpunt voor het OZA traject, die school is verantwoordelijk voor het betrekken van het samenwerkingsverband indien nodig.
  • De school van aanmelding is verantwoordelijk voor het OZA traject totdat een andere school, ongeacht of dat regulier of speciaal onderwijs is, de leerling heeft ingeschreven.
  • Indien een leerling niet is ingeschreven op een school moet er een vrijstelling zijn van de leerplicht, dit is niet van toepassing op vierjarige kinderen (leerplicht gaat in op vijf jaar). Bij vrijstelling is er geen sprake van een OZA-traject en is er geen verantwoordelijkheid van het onderwijs.
  • Er kan alleen sprake zijn van een OZA-traject als een leerling is ingeschreven op een school. Dit is ook van toepassing op vierjarige kinderen.
  • Bij een combinatie van onderwijs en een zorglocatie dient er op basis van de Variawet toestemming te zijn van de onderwijsinspectie. De school dient deze toestemming te hebben voordat de plaatsing op de zorglocatie kan plaatsvinden. Indien de aanvraag al is ingediend maar nog geen toestemming van de inspectie is ontvangen kan worden gehandeld alsof de toestemming al is ontvangen. Hiervoor is een OPP verplicht.
  • Als een leerling geheel of gedeeltelijk gedurende een periode geen onderwijs op school kan volgen (dit moet gezamenlijk door onderwijs en toegang jeugdhulp worden vastgesteld) dan is het mogelijk dat die leerling gedurende de periode dat hij niet op school zit jeugdhulp krijgt bijvoorbeeld in de vorm van een zorgboerderij. De financiering van de zorgboerderij is de verantwoordelijkheid van de gemeente, de school is verantwoordelijk voor het verzorgen van onderwijs. Dit moet goed worden afgesproken en hangt af van doel en perspectief. Een zorgboerderij is geen onderwijsinstelling en niet onder toezicht van inspectie. Hierbij dus concretiseren wat bedoeld wordt met ‘’het verzorgen van onderwijs’.

In verband met de leesbaarheid spreken we in het Model Integraal Samenwerken van hij, ouders en jeugdigen. Waar “hij” staat, wordt natuurlijk ook “zij” bedoeld, waar “ouders” staat, wordt ook “verzorgers” bedoeld als dat van toepassing is, waar “jeugdige” staat, wordt ook “kind” of “leerling” bedoeld. Waar “wijkteam” staat worden alle teams bedoeld die bij de gemeente zijn ondergebracht in het kader van de jeugdwet, dit kan ook zijn: sociaal team, team jeugd etc.

Het gesprek met elkaar.

In het Model Integrale Samenwerking staat bij PO-VO aangegeven voor wie het model kan gelden, omdat basisondersteuning en extra ondersteuning anders geregeld kunnen zijn. Als bij ‘Poreuze randen‘ een X is aangegeven, is altijd een gesprek nodig. Het gesprek gaat onder meer over het nemen van verantwoordelijkheid en inzet van financiën; Als er geen X in ‘Poreuze randen’ is aangegeven, kan een gesprek plaatsvinden, indien er geen duidelijke scheiding tussen thuissituatie en school te leggen is of er geen duidelijke scheiding tussen ondersteuningsbehoefte in school door wijkteam en SWV is aan te brengen.

Boven schoolse arrangementen
Met “bovenschoolse arrangement” wordt bedoeld: een begeleidingsaanbod wat vanuit het samenwerkingsverband wordt gefinancierd en/of wordt georganiseerd en beschikbaar is voor alle aan dat samenwerkingsverband verbonden scholen.

Voorbeelden
Docent op de fiets;
Opvang thuiszittende leerlingen;
Rebound of time out voorzieningen.

Momenteel worden er geen bovenschoolse arrangementen aangeboden vanuit het samenwerkingsverband VO.

Basisondersteuning
Elke school heeft een school ondersteuningsprofiel en school ondersteuningsplan (S.O.P.) opgesteld. Hierin staat beschreven welke begeleiding er door de school zelf wordt geboden. In het VO kan dit binnen de klas of buiten de klas plaatsvinden.

Voorbeelden van binnen de klas
pedagogische en didactische aanpak, door het docententeam
mentorlessen en mentor gesprekken

begeleiding door het ondersteuningspunt in de klas

Voorbeelden van buiten de klas
Extra hulplessen door vakdocenten
Trainingen (examentraining, faalangst reducties trainingen, Rots en Water etc.)
Begeleiding in het ondersteuningspunt
Counseling
Remedial teaching (RT)
Schoolmaatschappelijk werk

Voor deelname aan deze begeleiding is het wettelijk gezien niet verplicht een Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) op te stellen.

Ondersteuningsmiddelen
Elke reguliere school ontvangt vanuit het Samenwerkingsverband extra middelen om de ondersteuning vorm te geven. In het bestuur van het SWV wordt vastgesteld waar deze ondersteuning uit moet/kan bestaan. In de Kop gaan deze middelen vooral naar de instandhouding van de ondersteuningspunten. Het VSO ontvangt ook ondersteuningsmiddelen van het swv, maar dan zonder bestuurlijke afspraken. Daarnaast kunnen er extra middelen worden aangevraagd voor arrangementen.

Preventieve interventies
Interventies ter voorkoming van het vergroten of verzwaren van problematiek. In het onderwijs kun je denken aan: inzet van mentorgesprekken, gesprekken met schoolmaatschappelijk werk, groepsaanpak (pedagogische maatregelen). Ook het (vooraf) overleggen met basisonderwijs en ouders in het kader van de overstap groep 8 naar VO valt hieronder.

Curatieve interventies
Als preventieve interventies onvoldoende resultaat hebben kan er worden ingezet op zwaardere maatregelen binnen en buiten het onderwijs. Te denken valt aan een detachering naar een andere VO school, een tijdelijke overstap naar het voorgezet speciaal onderwijs (eventueel via een proefplaatsing), symbiose trajecten van regulier en speciaal onderwijs, speciale trajecten binnen het voortgezet onderwijs en onderwijs-zorgarrangementen. Daarnaast is vrijwel altijd zorg vanuit de jeugdhulp noodzakelijk.

In het najaar van 2020 is in de regionale agenda Zorg-Onderwijs geconstateerd dat er regelmatig een verschil van inzicht is tussen gemeenten en onderwijs over de bekostiging van onderwijs-zorgarrangementen die noodzakelijk zijn om de schoolloopbaan voort te zetten. Dit wordt mede veroorzaakt door een grijs gebied in wet- en regelgeving tussen onderwijs en zorg waardoor niet altijd duidelijk is wie (financieel) verantwoordelijk is voor het ondersteuningsaanbod. Daarnaast speelt een rol dat de wijkteams en het onderwijs onvoldoende integraal samenwerken en arrangementen daardoor onvoldoende gezamenlijk tot stand komen.

De agenda stelde dat de gezamenlijke verantwoordelijkheid die er is voor het grijze gebied tussen Passend onderwijs en de Jeugdwet, vertaald moet worden naar praktisch handelen. Onder leiding van een netwerkregisseur Onderwijs-zorg zijn er in december 2020 webinars georganiseerd waarin de gemeenten en het onderwijs zijn geïnformeerd over mogelijke modellen en het grijze gebied in de wet- en regelgeving. Naar aanleiding hiervan is er een werkgroep Integraal samenwerken gestart waarin de gemeenten, het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs met elkaar hebben samengewerkt in het ontwerpen van een gezamenlijke visie en werkwijze op Integraal samenwerken in de regio van de Kop van Noord-Holland. In november 2021 is het resultaat voorgelegd aan het MO en het PHO en is er bestuurlijke accordering gekomen op het resultaat. Hiermee kwam er een eind aan de werkgroep Integraal samenwerken.

Vanuit de werkgroep is er een vervolgopdracht gekomen aan de werkgroep PISA (Project Integraal Samenwerken). De groep PISA is verantwoordelijk voor de praktische uitwerking van het Integraal samenwerken, het concretiseren van het financieringsmodel, communicatie over de nieuwe werkwijze en het organiseren van scholing voor de regio. In het schooljaar 2022/2023 wordt gestart met de nieuwe manier van werken. De resultaten hiervan zullen worden gemonitord en geëvalueerd.

Ieder samenwerkingsverband heeft in haar ondersteuningsplan beschreven aan welke basisondersteuning de scholen binnen het SWV moeten voldoen. Het SWV kan extra ondersteuning, of wel toeleiding naar extra ondersteuning verzorgen. Als een leerling extra ondersteuning nodig heeft, kan de leerling worden aangemeld voor bespreking in het Ondersteuningsteam (OT) bij het basisonderwijs, of in een Multidisciplinair overleg (MDO) in het voortgezet-onderwijs. De scholen kunnen daarnaast, indien gewenst, gebruik maken van externe deskundigen die vanuit het samenwerkingsverband beschikbaar worden gesteld. Medewerkers van het SWV geven geen adviezen op het gebied van jeugdhulp, omdat dit niet hun specialisme is.

Het kan zijn dat de jeugdige niet tot ontwikkeling komt ondanks de inspanningen van ouders, school en het SWV. In dat geval kan het wijkteam worden ingeschakeld om gezamenlijk op te trekken en in bijzondere gevallen een extra observatie uit te voeren. Het gaat hierbij om problemen van de jeugdige die niet direct met een leerprobleem te maken hebben. Medewerkers van het wijkteam geven geen adviezen op het gebied van ondersteuning in het kader van passend onderwijs, omdat dit onderwerp niet hun specialisme is. Er kan altijd afstemming worden gezocht met leerkracht, docent, IB-er of ondersteuningscoördinator.

In de werkwijze Integraal samenwerken is het uitgangspunt dat wijkteam en onderwijs samenwerken rond leerlingen met een ondersteuningsvraag die betrekking heeft op zorg en onderwijs. Ook op het gebied van persoonlijkheidsontwikkeling en/of het vermoeden van een stoornis, is samenwerking tussen wijkteam en SWV belangrijk. Een verwijzing voor diagnostiek of behandeling loopt bij voorkeur via de gemeente en niet via de huisarts. Ouders kunnen wel op eigen initiatief de huisarts consulteren, maar binnen de regio Kop van Noord-Holland is dat niet de voorkeursroute.

De succesindicatoren voor Integraal samenwerken in onze regio zijn:

  • De besluitvorming rond Onderwijszorgarrangementen (OZA’s) is in gemeenschappelijk overleg tussen onderwijs en wijkteam/jeugdzorg tot stand gekomen.
  • De doorlooptijd tot aan besluit neemt af.
  • De gebruikers van het bekostigingsmodel ervaren duidelijkheid t.a.v. de financiële verdeelsleutel rond OZA’s.
  • De tevredenheid van cliënten en betrokken professionals in onderwijs en wijkteams is hoog.
  • Het aantal verwijzingen via wijkteams neemt toe (ten gunste van de verwijzingen via huisarts).
  • De financiering past in de daarvoor beschikbare budgetten.

NB: in de monitoring worden de succesindicatoren verder geconcretiseerd. 
Belangrijk:

  • Ga uit van samenwerking en wederzijds vertrouwen.
  • Wees in de samenwerking alert op de privacyregelingen, wat wel of niet kan in de samenwerking is opgenomen op de webpagina van het NJI: Gegevensuitwisseling en privacy.  Daar staan ook hulpmiddelen voor school en hulpverleners om juist met privacyvraagstukken om te gaan, zoals de Handreiking gegevensuitwisseling.
  • Scholen betrekken standaard en in een vroeg stadium het wijkteam en een medewerker van het samenwerkingsverband bij gesprekken over ondersteuning voor een jeugdige. Scholen worden geadviseerd in hun schoolgids op te nemen dat een medewerker van het lokaal team en het SWV lid zijn van het ondersteuningsteam van de school.
  • Het wijkteam betrekt tijdig de school als blijkt dat ondersteuningsvragen in het gezin ook van invloed zijn op school. Medewerkers van het wijkteam worden geadviseerd te zorgen voor bekendheid binnen de school, bijvoorbeeld door aanwezig te zijn bij kennismakingsavonden of een vast inloopspreekuur binnen de school. Dit kan in overleg met de school besproken en georganiseerd worden.

De inhoud van het OPP wordt met ouders besproken. Als een aanvraag voor ondersteuning neergelegd wordt bij het SWV en/of lokaal team, dan vindt dit gesprek in een ondersteuningsteambespreking, MDO of andere geplande evaluatie plaats. Voor het handelingsgerichte deel van het OPP is een handtekening van ouders nodig. In de gewenste situatie wordt de voortgang besproken in een ondersteuningsteam of MDO waarbij alle betrokkenen aanwezig zijn.

Wetgeving waarin vermeld staat dat afstemming over de jeugdige nodig is. Deze wet staat naast de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Artikel 8 lid 4 Wet op primair onderwijs
Artikel 11, lid 1 WEC
Artikel 17b lid 1 Wet op Voortgezet onderwijs

In een gesprek wordt de hulpvraag besproken met betrokkenen en wordt gekeken wat er nodig is. Als er hulp nodig is, wordt dat ofwel door de Wijkteams opgepakt of er wordt verwezen naar de tweedelijnszorg. Het Wijkteam blijft op de achtergrond betrokken.

Wetgeving waarin vermeld staat dat afstemming over de jeugdige nodig is. Deze wet staat boven de AVG.
Artikel 2.7 lid 1 van de jeugdwet.

De school stelt een OPP op als er sprake is van een ondersteuningsvraag op school, waarbij het SWV en/of het wijkteam betrokken wordt. In het OPP staan gegevens over de jeugdige zoals de thuissituatie, het sociale netwerk, de bevorderende en belemmerende factoren en de onderwijs-ondersteuningsbehoefte. In het bijbehorende plan van aanpak staat beschreven welke doelen gesteld worden, welke interventies worden ingezet en binnen welke termijn welke opbrengsten verwacht worden.

De medewerker uit het wijkteam stelt samen met de ouders en jeugdige een plan op na hulpvragen. Deze hulpvraag kan kind- en/of oudergericht zijn. Zodra de hulpvraag kindgericht is, is het wenselijk dat de jeugdhulpmedewerker afstemt met school. In een ondersteuningsplan wordt onder andere de probleemsituatie, hulpvraag, afspraken en eventueel samenwerking met school vastgelegd. Zowel binnen school als met het wijkteam kunnen gesprekken met ouders en/of de jeugdige plaatsvinden. Binnen het PO heet dit het ondersteuningsteam (OT), binnen het VO heet dit multidisciplinair overleg (MDO). Bij het wijkteam is er geen vaste term voor het gesprek waarbij het plan besproken wordt.

Bij het bespreken van ondersteuningsvragen van de school gaat het ook over welke (pedagogische) bijdrage ouders kunnen leveren en of ouders ook een hulpvraag hebben. De hulpvraag van ouders is per definitie een vraag aan het wijkteam. De ondersteuningsvraag van de jeugdige is afhankelijk van de situatie voor school, voor samenwerkingsverband en/of wijkteam.